17 juli: Bel- en Trommeltoren en treinreis naar Datong

17 juli 2013 - Datong, China

Onze laatste dag in Beijing besteedden Erik en ik lekker samen. Eerst de koffers dicht en naar de lobby, daarna de stad in om de beltoren en de klokkentoren te bezichtigen. Die zaten vlak om de hoek, dus dat was handig, aangezien we om half 2 opgehaald zouden worden. Voor de trein van half 4? Moet dat zo vroeg? Ja, dat moet zo vroeg; ik vertel straks waarom.

Het was heerlijk weer, precies goed om lekker door de straatjes te kuieren en nog even te genieten van in deze grote stad zijn. De beltoren en trommeltoren zijn de laatste twee officiele gebouwen op de keizerlijke as door de stad en dienden in vroeger tijden om de stedelingen te voorzien van de tijd. De Chinezen hadden toen al een aantal ingenieuze tijdmetingsinstrumenten. Het luiden van de bel in de ochtend en de avond had ook een regulerende functie voor het stadsleven. Het luidde letterlijk de nieuwe dag in en gaf aan wanneer de lichten uit moesten en de stad te ruste ging.

We beklommen eerst de steile trap van de beltoren en vergaapten ons aan de enorme bel (66 ton!) en aan het uitzicht op de hutongs aan vier zijden van de toren. Van boven af is goed te zien dat de ene hutong de andere niet is. Er zijn rommelige en heel nette hutongs, er wordt gerenoveerd en keurig verbouwd of men stapelt het ene krot op het andere. Wat opvalt is dat het stadsgedeelte waar de hutongs zijn heel groen is; overal bomen tussen de huizen en dat tot heel ver. De nieuwbouwreuzen, de enorme woontorens en kantoorgebouwen, bewaren gepaste afstand en staan in een kring om het oude hart van Beijing heen. Stel je toch voor dat je vanaf de beltoren tegen 40 verdiepingen omhoog zou moeten opkijken. Dit aanblik van boven af maakte dat ik wat genuanceerder over de hutongs ging denken; het is niet overal armoede en een bende. In dit groene hart wonen is misschien wel verreweg te prefereren boven opgesloten zitten in zo'n woonfabriek.

Met reuzenpassen weer naar beneden (hoge treden!) en wat verderop wachtte ons een nog hogere trap de trommeltoren in. Ook dat was indrukwekkend: de grote trommels en de historische tijdmeetinstrumenten en weer het uitzicht op het leven beneden. Helaas was de trommeldemonstratie net een half uurtje eerder geweest.... Beneden poeierden we nog eenmaal de riksjarijders af en liepen naar een leuk bakkertje, dat we al eerder gespot hadden. We namen best-te-drinken-koffie en een lekker taartje. Mijn buik rommelde wat, dus had Erik anderhalf taartje. Zielig voor hem, nietwaar?

Bij het hotel stond de taxichauffeur al voor ons klaar, dus instappen en wegwezen, naar het Beijing Railway Station. De chauffeur liep ons met onze bagage van de auto naar het voorplein, waar in de brandende zon een aantal rijen mensen stond. Mmmm, moeten wij daarin? Ja, daar moesten wij in. Voor ons was het einde van de rij nogal duidelijk te onderscheiden, maar een stel jonge Chinezen had er moeite mee. Ze wilden vlak voor het veehekje invoegen, zeg maar. Als je het dan nog niet warm hebt, dan krijg je het wel warm. Ik zei eerder dat ik bijna op de vuist ben gegaan bij de trein, maar ik heb mijn billen en rug het werk laten doen. Nu bleek ik een moeder en dochter gescheiden te hebben in het veesluisje en dat was kennelijk onacceptabel. Moeder greep langs mij heen de bagagevuilniszak van dochterlief en sleurde haar dwars door mij heen het sluisje in. Nou ja, krijg de hik.

Het kon echter nog erger.

Maar eerst het volgende fenomeen: je reisnummer staat op een vertrekbord, met Chinese tekens er achter en ergens een 2 en dan nog een loslopende 4. Ik gokte dat we naar perron 2 moesten of naar wachtkamer 2. Die laatste zat aardig vol. Maar omdat er mensen over 2 stoelen heen lagen te slapen en er veel bagage op stoelen geparkeerd stond, was mijn nuchtere Nederlandse constatering dat er nog plek was om iedereen te laten zitten. Ja toch niet dan?

Nadat ik een tas van een wat oudere en vriendelijke mevrouw van een stoel af geglimlacht had, richtte ik mijn charmeoffensief op een mevrouw die over haar rugzakje op de stoel naast zich hing. Ze keek me kwaad aan en schudde haar hoofd. Pardon? Hier botsten duidelijk twee culturen en vervolgens botste ik ook nog met Erik, omdat hij liever een uurtje bleef staan dan een plek opeisen. Ammenooitniet dus. Toen ik in het Nederlands aan de dame op de rugzak uitlegde dat ik vond dat ze toch echt plaats moest maken, trok ze mokkend de rugzak op schoot. Lach niet, dames en heren, maar toen was Erik al aan het andere eind van de rumoerige wachtruimte met zijn spullen. Ik wist hem gelukkig nog mijn kant op te gebaren. Pfft...En alsmaar blijven glimlachen en mijn Zen koesteren. Pas daarna bedacht ik: hoe weten we nu wanneer we waar heen moeten? Want de lichtborden gaven alleen Chinees. Laat ik het eens gaan vragen.... Moesten we naar boven...had ik voor niks twee stoelen bevochten.

Boven was ergens een bordje met ons 'vluchtnummer' er op. Daar zijn we maar in de rij gaan staan. Die was eerst twee personen dik, later kwamen er wat mensen naast staan en toen het 'boarden' begon (kaartjescontrole) en we weer allemaal door een veehekje moesten, was de rij bij toverslag ineens twee keer zo breed. Kamerbreed gevuld tussen de hekken. En ja hoor, de zijflanken drongen weer gigantisch voor. Het is de Chinese aanvalstactiek. Maar goed, mijn adrenalinespiegel van de eerdere gevechten was nog hoog, dus kom maar op, de kont weer tegen het veehek en gewoon terugduwen. Erik zag ik met de stroom mee mijn kant op drijven en uiteindelijk stonden we bij wagon 8 te wachten tot de deuren open gingen.

De uniformdame bij de deur neemt je kaartje in en geeft je daarvoor in de plaats een plastic kaartje. Jouw kaartje doet ze keurig in een map op je stoelnummer. Op je kaartje staat je paspoortnummer, makkelijk voor postume identificatie misschien, voor het geval dat?? Vlak voor de eindbestemming komt ze de twee kaartjes weer omwisselen. We hadden een softseat geboekt, maar dat bleek een softsleeper. Ook goed. In de bovenste bedden nestelden zich twee Chinezen, zo te zien vader en zoon. Vader ging in hemd te bed; dat hemd was een maand of wat niet gewassen zo te zien.

Het was best comfortabel; we hadden eten en drinken mee (net als de Chinezen 'n bak noedels waar je kokend water op giet uit het heetwatertappunt bij het stewardessenhokje.) Het toilet was niet al te erg (werd wel steeds iets erger). De geur in de trein, de geur die uit de slaapcabines kwam en ook in ons compartimentje hing werd wel steeds dikker, zal ik maar zeggen. Erik wist zeker dat vader boven lag te ruften. Bij het eten werd heftig geslurpt en daarna dito geboerd. Tralalala, niet op letten.....

We reisden zes en een half uur voor 30 euro p.p. In Datong worstelden we ons uit de trein en naar de uitgang. Het plensde en op straat stonden megaplassen. Onze contactpersoon haalde ons op en loodste ons naar de overkant van de straat, naar het HongQi Hotel. Daar wilden we nog maar één ding. Douchen!!!!

Foto’s